Om te zien wat je niet ziet

UV-LICHT IS ONZICHTBAAR - toch beïnvloedt het het uiteindelijke uiterlijk van bedrukte producten. Daarom is het van vitaal belang te weten onder welke omstandigheden de producten uiteindelijk zullen worden gebruikt. Aangezien dit zelden mogelijk is, heeft de drukindustrie gestandaardiseerde kijkomstandigheden vastgesteld die worden gebruikt voor de visuele beoordeling van het origineel en de productie.

Deze kijkomstandigheden zijn de simulatie van lichtbron D50 met een gecorreleerde kleurtemperatuur van 5003 Kelvin en een verlichtingssterkte van 2000 lux. De gedetailleerde eisen worden gespecificeerd in ISO 3664. Naast de visuele beoordeling wordt de kwaliteit van de kleurweergave ook gecontroleerd door middel van kleurmeting in de gehele industrie. De gouden regel is: "Meten zoals we zien".

De drukindustrie gebruikt een geometrie van respectievelijk 45:0 of 0:45 die de geometrie van de visuele beoordelingen van de producten weerspiegelt. Ook wordt D50 gebruikt als referentielichtbron. De lichtbron die in de kleurmeetapparatuur wordt gebruikt, verschilt van D50. In de meeste instrumenten worden gasgevulde wolfraamlampen gebruikt. De kleurwaarden worden voor de referentielichtbron D50 berekend met behulp van de reflectiefactor.

Strikt genomen is dit in strijd met de gouden regel "Meten zoals we zien", maar door een bekende witte tegel te gebruiken voor het ijken van het instrument kan het systeem de metingen "neutraliseren". Dit werkt goed voor objectkleuren en staat bekend als meetmodus M0 in ISO 13655:2009, de relevante ISO-norm voor metingen in de grafische industrie.

EN DAN WAS ER NOG HET "BLAUWE LICHT". Sinds enkele jaren is het gebruik van witmakers in de grafische industrie sterk toegenomen. Optische witmakers zijn fluorescerende stoffen.

Fluorescentie is de naam die wordt gegeven aan de eigenschap van een stof waarbij energie wordt geabsorbeerd in het onzichtbare UV-golflengtegebied maar uitgestraald in het zichtbare bereik van het spectrum. Men zou kunnen zeggen dat onzichtbaar licht zichtbaar wordt gemaakt door fluorescentie (fig. 1).

---------------------

Dit kan worden gevisualiseerd met behulp van een Donaldson-matrix (fig. 2). Elk punt in deze matrix geeft de hoeveelheid uitgezonden energie aan voor elke golflengte (golflengte op x-as) met behulp van een kleurenschema van donkerblauw (= geen energie) tot felrood (= veel energie). De y-as geeft het absorptiegolflengtebereik aan. Voor een papier zonder glansmiddelen zou men een diagonale emissielijn zien, die wijst op zuivere reflecterende eigenschappen. Het helderblauwe gebied geeft de fluorescentie aan, dat is energie die niet wordt uitgezonden bij de stralingsgolflengte, veroorzaakt door optische witmakers.

-----------------------
Dit effect varieert met de energie die wordt uitgestraald op de absorptie- of activeringsgolflengte van de witmaker. Het is afhankelijk van de hoeveelheid UV-licht energie. Anders gezegd, een gepolijst papier kan er geelachtig uitzien bij afwezigheid van UV-licht (Fig. 3. papier rechts).

------------------------

VAN VISUELE BEOORDELING NAAR METINGEN. Bij kleurmetingen aan papier met optische witmakers is de emissie in het zichtbare golflengtegebied afhankelijk van de UV-energie van de in het meetapparaat gebruikte lichtbron. De gouden regel "meet zoals je ziet" wordt geschonden zodra de hoeveelheid UV-energie in het meetapparaat verschilt van de hoeveelheid UV-energie in de gewenste kijkomgeving. Dit leidt tot problemen voor de grafische industrie, die al een aantal jaren fluorescerend papier meet. De kleurwaarden die door instrumenten met modus "M0" (ongedefinieerd UV-gehalte in de lichtbron; meestal wordt wolfraam gebruikt) worden gerapporteerd, correleren niet erg goed met de visuele verschijning. Dit wordt niet alleen veroorzaakt door een variatie van de UV-energie in de meetapparatuur. (Fig. 4).

De relevante ISO-norm die de kijkomstandigheden voor visuele beoordeling in de grafische industrie definieert ISO 3664 stond een grote afwijking toe met betrekking tot de overeenkomst van de UV-inhoud in de kijkkast en lichtbron D50. Zelfs kasten zonder UV-energie konden aan de norm voldoen.

Naast het gebruik van ongedefinieerde UV-energie voor metingen gebruikte de industrie ook ongedefinieerde UV-inhoud voor de visuele beoordeling. Het resultaat bij de beoordeling van monsters waarvan het uiterlijk verschilt bij een verschillend UV-gehalte wordt al jaren door de industrie ervaren. Een kleurovereenkomst "volgens de getallen" kan leiden tot een rampzalig resultaat bij een visuele beoordeling.

------------------------------

Een praktisch probleem in de huidige workflows wordt veroorzaakt door ISO 12647-7, de relevante norm voor proefdrukken. Deze norm bevat een criterium dat tot problemen kan leiden wanneer proefsubstraten fluorescerende witmakers bevatten. Als een ISO 12647-7-conform proefsubstraat wordt gebruikt om een productievoorraad te simuleren die veel fluorescerende witmakers bevat, krijgen gebruikers problemen met het gamma op de lichtheidsas. Dit komt doordat de blauwachtige papierkleur van het productiemateriaal moet worden gesimuleerd door een inktlaag op het proefdruksubstraat aan te brengen die de proefdruk ook donkerder maakt.


OPLOSSINGEN. In 2009 is de ISO-norm voor visuele beoordeling herzien. De belangrijkste wijziging betrof de criteria voor de beoordeling van het UV-golflengtebereik. Nieuwe kasten moeten een veel betere overeenkomst hebben in vergelijking met het UV-gehalte van D50. Als gevolg van het toenemende gebruik van fluorescentie in grafische documenten werd de meetnorm ISO 13655:2009 aangepast door een meetmodus M1 te definiëren. Deze modus moet zorgen voor een vergelijkbare excitatie van optische witmakers als D50 en maakt zo een colorimetrische beoordeling mogelijk van papier dat optische witmakers bevat. De afgeleide kleurwaarden vertonen een betere correlatie met de visuele beoordeling in een omgeving met een goede D50-simulatie.

Aangetoond kan worden dat het in aanmerking nemen van de uiteindelijke kijkomstandigheden tijdens de kleurmetingen leidt tot een betere visuele correlatie. Als de kijkomgeving een goede D50-simulatiemeting is
is modus M1 de te kiezen kandidaat. Beste praktijken voor het vinden van geschikte combinaties van proef- en productievoorraden ontbreken nog. In sommige groepen en instituten is er al aan gewerkt om deze te verkrijgen.

Voor kijkomstandigheden die verschillen van D50 (bijvoorbeeld POS, beurzen...) biedt de spectrale meting van de uiteindelijke kijkconditie (inclusief UV!) met behulp van een lichtmeetinstrument grote mogelijkheden. Het maakt een objectieve kwaliteitscontrole mogelijk voor de gouden regel "meten zoals we zien" wanneer producten bestemd zijn voor gebruik met speciale verlichting op het POS in het algemeen. Met het oog op het toekomstige gebruik van LED-lichtbronnen zal het voordeel nog groter worden.

SAMENVATTING. Standaardwerkwijzen voor het hanteren van verschillende hoeveelheden fluorescerende witmakers in de hedendaagse grafische papiersoorten ontbreken nog en moeten worden opgenomen in de desbetreffende ISO-normen. Naar verwachting zullen de kijkomstandigheden en de kleurmeting steeds meer overeenstemming vertonen en daarom zijn zij van fundamenteel belang voor de objectieve beoordeling van de meeste kleurverschijnselen in de grafische industrie.

Apparaten voor M1

De eerste M1 apparaten van Konica Minolta (FD-5 en FD-7) zijn beschikbaar. De Konica Minolta FD-7 dient bovendien als lichtmeetinstrument waarmee de werkelijke kijkomstandigheden in aanmerking kunnen worden genomen.

 

Toepassingsnota

Download